Schiermonnikoog: Auf friesisch: 'It Skiermuontsaech' und wurde zwischen 1400 en 1500 auch Wernerooch, Skiramuntsaech oder Monnicooch genannt. Im Jahre 1465 wurde es geschrieben wie: Scira moneken each. 'Skier' bedeutet 'Grau' und 'each' ist das friesische Wort für 'Insel', also: die Insel der ins Grau gekleidete Mönche. Die Insel ist rund 1400 für bewohnung geeignet gemacht worden. Dies geschah bei die Zisterziensermönche, graue oder "schiere" Mönche der Abtei Klaarkamp in Rinsumageest. Zij maakten van het eiland een uithof. Ook stichtten zij op het eiland een kapel, wat in 1465 een parochiekerk werd. In 1580 kwam het eiland als gevolge van de godsdienststrijd in de 80-jarige oorlog in het bezit van het gewest Friesland. Het gewest verkocht het in 1638 weer aan Johan Stachouwer, stamvader van de familie Van Starkenborgh Stachouwer. De familie behield het eiland tot 1858 waarna het eigendom werd van de Hagenaar John Eric Banck. Banck zorgde door inpoldering (Banckspolder) ervoor dat het eiland met ruim 4 vierkante kilometer vergroot werd. Helaas kon hij niet beletten dat het eiland aan de westkant terrein bleef verliezen. Het westelijk gelegen dorp Westerburen verdween hierdoor in de 19de eeuw. In 1892 werd Schiermonnikoog aangekocht door de Duitse grafelijke familie Von Bernstorff-Wehringen. De familie woonde in de huidige herberg „Rijsbergen”. De Nederlandse Staat nam het eiland in 1945 als vijandelijk vermogen in beslag.
|
Herberg Rijsbergen. |